No.
Titel
07643
Van Vliet sloopwerken


01-a 02-a 02-b 02-c 02-d 03-a 03-b 04-a 05-a 05-b 06-a 06-b 06-c 07-a 07-b 07-c 07-d 08-a 08-b

Van Vliet is een oud Utrechts familiebedrijf en bestaat dit jaar 70 jaar. We hebben 45 medewerkers. De sloop is eigenlijk in twee grote onderdelen te verdelen. Je hebt de zogenaamde renovatie-sloop waar het casco over het algemeen moet blijven staan, het karkas. En je hebt de totaal-sloop, waarbij het totale gebouw gesloopt gaat worden. In het geval van Lombok praten we over renovatie-sloop, waar we heel omzichtig het casco laten staan. Het Sabie-huis aan de Kardinaal de Jongweg is totaalsloop. We beginnen met het asbest verwijderen. Daarna gaan we het leeg slopen, het strippen van het gebouw. Dat betekent: plafonds eruit, vloerbedekking eruit, meubilair eruit, kasten. En dan pas kunnen we er met de kraan bij om het casco verder te slopen. Dat kan staal zijn, dat kan beton zijn, dan kan metselwerk zijn. Asbest verwijderen, da's het eerste wat we doen. In bijna alle panden zit dat er nog. Sinds een jaar of 15, 20 - sinds ik ben begonnen - wordt daar naar gekeken. Asbest kon wel eens gevaarlijk zijn. En toen zijn er maatregelen genomen. Asbest mag nu niet meer gemaakt worden en niet meer verhandeld worden. Het zit veelal in aftimmeringen, plaatwerk, de bekende golfplaten. De sloopkogel is eigenlijk alleen voor metselwerk en lichte betonkonstrukties. Wordt het zwaarder, dan moet je gaan werken met betonscharen. In Utrecht zijn we met zo'n drietal projecten bezig; landelijk met zo'n tien. Het is hier even rustig. In het kader van Leidsche Rijn gaan we de grote hoos nog krijgen. De Neude-flat is een mooie uitdaging om die een keer te doen. Slopen is omgekeerd bouwen: Wij kijken naar de konstruktie, hoe is het gebouwd; zo moeten wij het dan ook vaak slopen. Slopen is ruimte maken voor de toekomst. Je kan allerlei mooie ideeen hebben, maar dan zal er eerst ook ruimte moeten zijn. HTS-bouwkunde. Het werk zelf heb ik nooit met de handen gedaan. Als een opdrachtgever of de gemeente heeft besloten dat iets gesloopt moet worden, wie ben ik dan om te zeggen: dat doe ik niet. Als ik het niet doe, doet de concurent het. Het werken met explosieven wordt steeds vaker in Nederland toegepast. Het is het inbrengen van explosieven op cruciale plekken, waardoor bepaalde gebouwelementen wegspringen en de zwaartekracht zijn werk doet. Het behoort dus te imploderen. In Rijswijk hebben we dat onlangs gedaan. Daar stond het gebouw op 6 meter afstand van de bebouwing, dus we hadden heel weinig ruimte. Het was 40 meter hoog. In Apeldoorn zijn we bezig met een project van de Belastingdienst. Een gebouw moet tussen anderen uit. De fundatie is een betonnen plaat van 1 meter 50, die moet worden gesprongen. Met explosieven. Het probleem is dat we eigenlijk geen trillingen mogen veroorzaken, in verband met een heel groot computercentrum op 10 meter afstand. De computers moeten dag en nacht blijven draaien. Dus heel voorzichtig. Nu zijn we al met grote betonscharen aan het kraken en crushen. De fundatie wordt dan op een zondagmorgen opgeblazen. Dan moeten de computers even vijf minuten uit. Het is altijd spannend. Met name op het laatste moment. Je bent er maanden mee bezig en maanden van overtuigd dat het goed gaat en dat je alles hebt voorzien. En dan op het laatste moment heb je niet zozeer twijfels, maar wel je spanning van nu moet het echt gebeuren. Als we ergens halverwege zouden gaan twijfelen over de konstruktieonderdelen, dan doen we het niet. Want dan ben je je naam in één keer kwijt. Het puin gaat meestal naar een recyclingbedrijf. In Utrecht is dat Theo Pauw. Maar het wordt altijd wel hergebruikt, meestal in de wegenbouw. Beton wordt gebroken tot max. 40 mm en gebruikt als wegfundaties. Ijzer gaat naar de hoogovens. Asbest wordt dubbelzijdig verpakt en gedeponeeerd in gecontroleerde stortplaatsen. Over twintig jaar heeft men een probleem, maar dan weten ze wel: hier ligt asbest. Er zijn allerlei proeven, maar asbest kan nog steeds niet worden afgebroken. Maar vijf procent van ons materiaal gaat naar de stort. Twintig jaar geleden ging alles naar de stort. Nee, nog niet. Slopen is een gevaarlijk beroep. Zonder meer. We gaan de laatste tiental jaren met de tijd mee en hebben cursussen ontwikkeld voor slopen-1, slopen-2, uitvoerder, zelfs aannemer. Docenten worden meestal geleverd door de branche zelf. Ik ben zelf ook docent. Elk zichzelf respecterend sloopbedrijf stuurt zijn mensen natuurlijk naar zo'n cursus. Ik denk dat in de sloopbranche - ten opzichte van de bouw - altijd al minder ongelukken zijn geweest. Ik denk dat niet, ik weet dat zeker. Omdat we elke dag met gevaar bezig zijn. Bij elke daad die we doen, denken we na. Van ja, als ik dat weg haal, wat gebeurt er dan. Dus we zijn elke dag met gevaar bezig en daarom denk ik dat in de sloop minder ongelukken gebeuren dan in de bouw. Elk project is anders, elke construktie is anders, dus we denken elk moment na, van hoe we dit slopen. In de bouw is het seriematig; de timmerman is aan het timmeren en door die seriematigheid maak je fouten.






Dier in Bedrijf Archief ©